Fred van Straaten: “Ze leren veel”
Aan de vooravond van de derde wedstrijd van ‘De Wolden Cup’ blikt Fred van Straaten terug op de eerste wedstrijd die in De Wijk plaatsvond. Hij was die dag gast-jurylid naast Mense Toering die tijdens alle wedstrijden tot de finale bij de vier- en vijfjarigen in de ring te vinden is.
Fred van Straaten vertelt: “Ik heb de organisatie gevraagd of ze het ermee eens waren de tijd wat scherper te zetten zodat de paarden meer aan galopperen toekwamen. Dan zie je een paard een meer natuurlijke houding aannemen en in z’n normale doen de sprong maken. Er stond geen zware proef en voor die 4 en 5 jarigen is het parcours zo ontworpen dat het een veelvoud van een aantal galopsprongen is. Als er een ruiter op zit die hem erg onder z’n tempo rijdt en hem behoorlijk op druk zet dan krijg je een hele imposanete sprong maar dat willen we eigenlijk niet zien. We willen dat paard op z’n natuurlijke aanleg kunnen beoordelen”.
Wat is de invloed van de kwaliteit van de ruiter? “Bij een amateurruiter die het paard links en rechts nog wel eens in de weg zit wordt dat paard toch gestoord in z’n tact en dan zie je vaak een minder goede afstand tot de hindernis en een minder goede sprong. Maar ik moet zeggen: er waren een aantal zeer goede ruiters die veel ervaring hebben met jonge paarden. Daar konden we de punten aan kwijt”.
Was het lastig om in zo’n korte tijd elk paard te kunnen beoordelen? Van Straaten: “Ja, natuurlijk. Het is een momentopname. Maar je kan wel zien of dat paard talent heeft”. Waaraan herken je in één oogopslag een goed springpaard? “Dat zie je eigenlijk al een beetje aan de manier van galopperen”, antwoordt Van Straaten. “Je kijkt of hij een goed achterbeengebruik heeft, goed door zijn lichaam loopt, balans heeft, zelf meekijkt en of hij de juiste instelling heeft. Dat geeft veel informatie”. “En ze moeten toch wat electriciteit hebben”, voegt hij eraan toe.
Fred van Straaten vindt het ook belangrijk dat een springpaard intelligent is. Kunnen domme paarden dan niet springen? “Misschien wel, maar dan zijn er weer andere dingen die je bij een goed springpaard niet wil zien. Als hij een goede sprong maakt maar slecht te rijden is of als een deur de wending doorgaat: dat zijn eigenschappen die we niet kunnen gebruiken”.
Heeft Fred van Straaten paarden in de ring gezien die hij zelf zou willen hebben? Van Straaten: “Ja hoor, de top vijf mogen ze van mij morgen wel brengen”. Is die top vijf niet variabel? Van Straaten: “Ik zag wat Menze en Egbert gejureerd hebben in Staphorst ik denk dat de beoordelingen niet heel ver uit elkaar liggen”. Dus er is grote overeenstemming over wat mooie paarden zijn? “Mooi is niet het juiste begrip”, reageert Van Straaten. “Een goed paard, dat is meer van belang”.
Welk percentage van de deelnemende paarden loopt over een paar jaar internationaal? “Dat is moeilijk te zeggen”, is Van Straatens mening. “Dat is van zoveel factoren afhankelijk. Hoe ontwikkelt het paard zich? Heeft hij een hoop minder goede ervaringen opgedaan? Wordt hij overvraagd? Dat zijn allemaal dingen die met management te maken hebben. Op het moment dat een paard in alle rust wordt opgeleid en ook op vijf, zesjarige leeftijd competities als deze simpel mag lopen, dan wordt zo’n paard gevormd en kan hij uitgroeien tot een grote. Maar we weten allemaal dat zodra er geld in het spel is er vaak andere middelen gebruikt worden. Dan wordt zo’n paard toch wat overvraagd . Van een hele goede zie je dan later weinig terug”.
Van Straaten benadrukt dat een paard zo natuurlijk mogelijk moet kunnen lopen. “En daar hoort een zo natuurlijk mogelijke optoming bij”, zegt hij. “Op het moment dat we allerhande mogelijke bitten gaan proberen en zo’n paard wordt gedwongen om in een bepaalde houding te lopen of in een bepaalde houding het parcours te springen, dan praat je niet meer over natuurlijk. Dan hebben we het over mismanagement. Voor een paard is iedere verkeerde ervaring er een teveel. Op het moment dat een paard er zelf ook aardigheid in krijgt dan wordt hij enthousiast en zal hij meer gemotiveerd zijn ding doen. Als je een paard teveel gaat dwingen en je maakt het in het begin te moeilijk voor hem dan loop je een keer tegen jezelf aan”. Haast hoort volgens Van Straaten niet bij een goede opleiding: “Die vierjarigen hoeven echt niet elk weekend op concours. Als ze twee keer in de maand mee gaan dan leren ze veel”.
Tot slot wil Van Straaten nog complimenten maken aan de organisatie van De Wolden Cup en aan de ruiters. “We hebben echt een stel goede ruiters gezien, die misschien niet in de topsport rijden maar superprofessioneel een jong paard kunnen opleiden”. Hij vervolgt: “Als ik zie hoeveel handelaren er langs de kant staan te kijken dan kun je zeggen dat er zeker belangstelling is voor deze competitie. Ik vind dat de parcoursbouwer erg vriendelijk bouwt. Als je de mogelijkheid biedt om jonge paarden in hun opleidingstraject zulke wedstrijden te laten meenemen, dan lever je kwaliteit”.
Tekst: Amanda Velt